Wagenplanimeter

Voordat ons kadastrale kaartmateriaal in grote computerbestanden werd opgeslagen, werkten we met kaarten op papier of ander materiaal. Een nieuwe grens werd handmatig op de juiste schaal op de kaart aangebracht. De tekenaar moest daarna van de nieuwe percelen de grootte (oppervlakte) berekenen. Soms kon hij de oppervlakte uitrekenen uit de gemeten maten, zogenaamd "uit meetcijfers”, maar dit was vaak om allerlei redenen niet mogelijk. Dan moest hij de oppervlakte uitpassen van de kaart en sprak men van "grafische grootteberekening”. Bij percelen van eenvoudige vorm, zoals driehoeken, rechthoekige percelen enzovoort, was dat eenvoudig te doen door het uitpassen van bijvoorbeeld basis en hoogte, of van lengte en breedte, maar bij grillige percelen was dat veel lastiger. Daarvoor zijn planimeters ontwikkeld, waarmee het mogelijk was om van die percelen toch de oppervlakte uit de kaart te berekenen. Er zijn verschillende soorten planimeters in gebruik waarvan ik er een aan de hand van foto's zal toelichten.

Het is een instrument dat voorzien is van twee wielen, waarmee hij over de kaart kan rijden . Daaraan dankt hij ook zijn naam: wagenplanimeter. Deze wielen zitten aan een metalen frame waaraan in het midden, en licht draaibaar om dat midden, een constructie is gemaakt. Op de bovenkant van het frame zijn enkele telwerken aangebracht, en aan de onderkant enkele gaten waardoor een metalenarm kan worden geschoven, de omlooparm. Deze omlooparm is aan het uiteinde voorzien van een omlooploupe die over de kaart wordt bewogen, waarbij met een puntje in het midden van de loupe de omtrek wordt gevolgd. Tijdens die bewerking rijdt de wagenplanimeter mee over de kaart waarbij de telwerken meedraaien. Uit de aflezingen van de telwerken kan men de oppervlakte van het perceel berekenen, afhankelijk van de ingestelde lengte van de omlooparm en de schaal van de kaart. Dit soort planimeters is speciaal geschikt voor het planimetreren van langwerpige percelen, zoals wegen en waterlopen.

 
Jan Stehouwer