Landmeetpasser

Toen ons land in de tijd van Napoleon onder Frans bestuur stond, wilden de Fransen ook in ons land een Kadaster invoeren zoals dat ook in Frankrijk ging gebeuren. In 1811 was in Frankrijk een boek gepubliceerd met daarin de voorschriften om tot de invoering van een Kadaster te komen onder de naam "Requil Méthodique des Lois Décrets, Réglements, Instructions et Décisions sur le Cadastre de la France”. In 1812 werd er een nieuwe editie van gepubliceerd, met op de linker pagina's de Franstalige tekst, en op de rechter pagina's de Nederlandse vertaling daarvan. Daarin wordt ook aangegeven, welke instrumenten er gebruikt zouden mogen worden, maar in artikel 114 staat dan tot mijn niet geringe verbazing "Gebruik van den passer verboden. Het gebruik van den passer, gemeenelijk landmeters passer genoemd, is strengelijk verboden”. Het was voor mij een grote vraag, wat daar toch wel mee bedoeld zou kunnen zijn. Was dat de steekpasser die we kennen van het kaarteren? Dat leek mij niet voor de hand liggend.

Er zat voor mij dus niets anders op, dan overal te informeren, en grote stapels oude landmeetkundige leerboeken door te bladeren, of er ergens een tekst of afbeelding te vinden was, die duidelijkheid zou kunnen verschaffen. De eerste afbeelding die ik na veel zoekwerk, in een Duitstalig leerboek uit 1920, tegen kwam, is hierbij afgebeeld als fig. 1, en de Duitse benaming was Messzirkel (letterlijk vertaald dus meetpasser). De tekst uit het boekje maakt duidelijk wat het nu precies is. Mijn vertaling van de tekst luidt: "Wanneer men meer waarde hecht aan snel, en weinig inspanning vergend meten dan aan grote nauwkeurigheid, dan kan men de meetpasser gebruiken, die helemaal als een gewone passer is ingericht, maar waarvan de punten precies op een onderlinge afstand van één meter afgesteld kunnen worden. Wanneer men aan deze passer boven het scharnier een handvat heeft, kan men bijna net zo snel meten dan dat men loopt, maar de nauwkeurigheid is niet groot, omdat de passerpunten in de zachte bodem onder de wisselende druk, niet precies in een punt draaien. Om de bij iedere draaiing van een passerpunt ontstaande onnauwkeurigheden te verminderen, maakt men ook passers met een afstand van twee, drie en vier meter afstand tussen de punten. (…) Het hanteren van zo'n grote passer wordt onhandig, en de nauwkeurigheid wordt enerzijds als niet hoger dan 1/400 aangegeven, terwijl deze aan de andere kant volgens onderzoekingen van Lorber, met een meetpasser van twee meter tussen de twee punten uitgevoerd, bijna even nauwkeurig is als bij metingen met behulp van stalen meetbanden namelijk: 10 m (0.02 m), 20 m (0.04 m), 40 m (0.05 m), 50 m (0.11 m), 100 m (0.16 m).”

Als we dan bedenken, dat er rond 1813 met meetkettingen werd gemeten, die nog minder nauwkeurig waren, dan is het haast onbegrijpelijk, dat de meetpasser voor de oorspronkelijke opmetingen verboden was. Maar, tijdens het meten moest men natuurlijk wel heel goed "op zijn tellen passen”, want je vergist je snel en een fout van twee meter is snel gemaakt. Ik vermoed dan ook, dat deze foutenbron er eerder de oorzaak van is geweest dat deze meetpasser in de ban was gedaan. Door de voetnoot onder het hierboven geciteerde, kwam ik met behulp van de medewerkers van de bibliotheek van de LU-Wageningen, in het bezit van een publicatie uit 1911, waarin een landmeetpasser met automatisch telwerk staat beschreven. (zie fig. 2) Dezelfde landmeetpasser van fig. 1 kom ik weer tegen in een catalogus van de firma R. Reiss G.m.b.H. te Liebenwerda (jaartal onbekend), maar dan onder de naam "Feldzirkel”. Ook in ons land blijkt de landmeetpasser te zijn gebruikt en misschien nog wel gebruikt te worden, en wel in de landbouw, zoals bijvoorbeeld de bloembollenteelt. In een artikel in het weekblad "Boerderij” van 24 april 1985 onder de titel: "Met passen en meten …” wordt het instrument beschreven, en wordt dan "landpasser” genoemd. Er staat bij genoemd dat de naam per regio kan verschillen. Door bemiddeling van een in Flevoland wonende collega (Bierma), heb ik een landmeetpasser van een landbouwer daar, enkele dagen in bruikleen kunnen krijgen. Ik heb er ook even mee gemeten, waarbij de meetsnelheid toch vrij hoog was. De nauwkeurigheid viel ook mee, maar dat was mede te danken aan de mooie grasmat waarop ik hem heb uitgeprobeerd.
 
 De landmeetpasser aan de muur van de binnentuin van het museum voor handinstrumenten van ambachtslieden in Troyes (Frankrijk).

Jan Stehouwer

 
 
-Figuur 1.