sextant

Naast de theodoliet is er nog een hoekmeetinstrument en wel de sextant. Dit instrument is eigenlijk niet een echt landmeetkundig instrument maar een nautisch instrument, dus voor gebruik op zee. Het instrument is ontwikkeld om op zee de positie te kunnen bepalen door hoeken te meten naar de sterren. De positie kon worden berekend door de hoogte van de hemellichamen t.o.v. de horizon te bepalen. Zo kon men bijvoorbeeld de hoogte van de poolster meten, iets waaraan wij nu nog de uitdrukking "poolshoogte nemen” te danken hebben. Er is al zo'n instrument bekend uit 1731.
De cirkelvormige rand bestond uit 1/8 van een volle cirkelrand (dus 45 gr.), wat het instrument de naam octant opleverde.
 
 
Boven: de octant. Rechts onder elkaar: de sextant
 
Toen men dat randgedeelte eigenlijk wat te klein vond, werd het een gedeelte van 1/6 van de rand (dus 60 gr.), en werd de naam veranderd in sextant. De positie werd bepaald uit de plaats van de hemellichamen zodat de sextant eigenlijk een voorloper is van ons huidige GPS-systeem! Maar, als je met een instrument de onderlinge hoek tussen de hemellichamen of de hoek tussen een hemellichaam en de horizon kunt bepalen, kun je er natuurlijk ook de hoek tussen twee willekeurige voorwerpen op het land mee bepalen.
De sextant bestaat dus uit een gedeelte van een cirkel, als het ware een taartpunt. Aan één van de zijkanten van die punt, is een kijkertje bevestigd. Aan de andere rechte zijde is een spiegel aangebracht, de kleine- of kimspiegel. Midden op die spiegel is een merkteken aangebracht om over te richten naar een punt. Van de spiegel is alleen de onderste helft als spiegel uitgevoerd. De bovenkant is gewoon doorzichtig glas. Op het middelpunt van dat cirkelgedeelte is een draaipunt aangebracht waaromheen een lange arm kan draaien die alhidade of wijzer wordt genoemd. Deze wijzer draait met een index over de randverdeling. In het middelpunt van de cirkel is op deze wijze een spiegel aangebracht, de grote spiegel, die meebeweegt met de draaiing van die wijzer. Nemen we nu de sextant met het handvat dat aan de onderkant zit in de rechterhand, dan kunnen we met het kijkertje via de kleine spiegel naar een punt kijken (door de bovenkant van het spiegeltje heen). De onderkant weerkaatst nu de lichtstraal uit mijn oog naar de grote spiegel, die op zijn beurt ook weer weerkaatst. Door nu de wijzer te draaien valt die lichtstraal telkens anders op de grote spiegel, en wordt ook anders weerkaatst. Valt nu een punt, dat 2x weerkaatst is bij de kleine spiegel samen met het eerste punt, dat rechtstreeks te zien is, dan kunnen we op de rand de hoek tussen de beide punten aflezen. Door de dubbele spiegeling die we krijgen, is de hoek die we bij het kijkertje krijgen tussen de twee punten tweemaal zo groot als op de afgelegde cirkelrand. Daarom heeft men op de rand een verdubbelde graadverdeling aangebracht, zodat we toch direct de juiste hoek kunnen aflezen. De octant bestrijkt dan maximaal 90 gr., de sextant 120 gr.
 
 
 
Maar wat deed men bij het Kadaster nou met zo'n sextant? Daar werd het nog wel eens gebruikt om een grondslagnetje te verkennen en in enkele gevallen werden er astronomische metingen mee verricht. Meestal werd het "geleend” door een collega met een boot.

Jan Stehouwer