In het kort de geschiedenis van het Kadaster

Om een historisch onderzoek te verrichten is een goede basis belangrijk. De beste basis die wie hiervoor hebben zijn de registers van het Kadaster. Het gebied Kwartier van Nijmegen viel onder twee kantoren, namelijk kantoor Nijmegen en kantoor Tiel. Daarom in het kort de geschiedenis van het Kadaster.


Het Kadaster werd in de Nederlanden ingevoerd, door Napoleon, bij Keizerlijk decreet van 21 oktober 1811.

Eerst werd de begrenzing van een gemeente vastgesteld. Dat gebeurde doordat de landmeter, de burgemeesters van de betrokken gemeente en wat plaatselijke deskundigen een rondgang langs de gemeentegrens maakten. De landmeter maakte daarvan een proces-verbaal op waarin de loop van de grens werd beschreven. Deze proces-verbalen zijn nog aanwezig.

Daarna werd over het grondgebied van de gemeente een net van aansluitende driehoeken bepaald waarbij zoveel mogelijk de torenspitsen en andere markante punten werden opgenomen. Het gebied van een gemeente werd onderverdeeld in secties, aangeduid met een letter. Een sectie werd onderverdeeld in bladen. De indeling in kadastrale gemeente van vandaag komt in grote lijnen nog overeen met de burgerlijke indeling van het begin van de negentiende eeuw. De burgemeester had tot taak om de burgers in te lichten over de opmeting en ieder was verplicht de nodige inlichtingen te geven. Voor eventuele geschillen over de grens ging de veldwachter met de landmeter mee. De landmeter stelde de grenzen vast, berekende de grootte, de schattingswaarde voor de grondbelasting en noteerde de namen van de rechthebbenden.


Als een gemeente klaar was, leverde dat de volgende documenten op, die ter inzage werden gelegd:

-          proces-verbaal van de beschrijving van de gemeentegrens;

-          overzichtskaart van het gemeentelijke driehoeksnet;

-          minuutplans;

-          grootteberekening van de percelen;

-          tenaamstelling van de percelen (oorspronkelijke aanwijzende tafel).

 

Na de val van Napoleon in 1813 lag het werk stil. Maar ook onze nieuwe Koning Willem I wilde onroerendgoedbelasting heffen, daarom werden per koninklijk besluit van 16 mei 1816 (nr. 16) de werkzaamheden hervat.

Bij koninklijk besluit van 5 oktober 1832 (nr. 25) werd de Minister van Financiën gemachtigd om voor de grondbelasting uit te gaan van een volwaardig kadaster per 1 oktober 1832. Dat gold niet voor Limburg. Vanwege de oorlog met België werd het kadaster daar pas in 1842 ingesteld.
Op 1 oktober 1838 werd het Burgerlijk Wetboek ingevoerd. Nu werden er "bewaringen van hypotheken” opgericht. Dit betekende dat alle eigendomsoverdrachten vanaf dat moment bij het kadaster "overgeschreven” zijn.

Vanaf genoemde datum werden de kadastrale leggers bijgehouden. Iedere eigenaar kreeg per kadastrale gemeente een artikel waarop zijn eigendommen genoteerd staan.

De Tweede Wereldoorlog had grote gevolgen voor de registers en kaarten van kantoor Nijmegen. Nijmegen werd in februari 1944 gebombardeerd en in september 1944 werd bij de terug trekking van de Duitsers het kadasterkantoor in brand gestoken. Hierbij is heel veel verloren gegaan.

Kantoor Tiel was niet groot en werd in 1961 bij Nijmegen toegevoegd. Het Kadaster bleef  (en nu nog) reorganiseren. In 1976 kreeg Gelderland één kadasterkantoor. De kantoren Arnhem, Nijmegen en Zutphen werden samengevoegd, tot het nieuwe kantoor in Arnhem.

De kadastrale leggers werden tot 1989 bijgehouden. In dat jaar werden de leggers overgezet in een geautomatiseerd systeem. Het handmatig registratiewerk in een kadastrale legger behoorde tot het verleden. Nu vinden de registraties plaats in een groot digitaal database waarin alle rechthebbenden worden bijgehouden.


Voor meer informatie over het Kadaster zie http://www.kadaster.nl

Hans Giesbertz