ToenTerTijd

De Meetketting van Kraijenhoff
In het Kadastermuseum te Arnhem bevindt zich een grote koperen meetketting in lederen foedraal welke Kraijenhoff gebruikt zou hebben voor de basismeting van de landelijke driehoeksnet. Dit stond althans vermeld op het oude kaartje dat bij deze meetketting is aangetroffen. De tekst op het kaartje was: "no 350. Een zware ijzeren meetketting – geschikt voor het accuraat meten van groote Bassesen; zoo als deze gebruikt is voor het net van de Basses van Ostende na Duinkerk door derselve Bn Krayenhoff voor de Geodesische Operatien”.
 
 
 
In het boek "Meetkunstige Beschrijving van het Koningrijk der Nederlanden”, uitgegeven in 1861 door het Topographisch Bureau, staat echter "Tot grondslag voor zijne driehoeksmeting heeft de generaal Kraijenhoff genomen den afstand tusschen de torens van Duinkerken en Mont-Cassel, zooals deze bepaald is door Delambre.” De landelijke driehoeksmeting (1e orde) werd zelfstandig door Kraijenhoff, met enkele assistenten, uitgevoerd. Hij gebruikte in het terrein de grote repetitiecirkel van Borda (waarmee zeer efficiënt en precies hoeken konden worden gemeten). Zie ook Driehoeksnet.
Zijn bevindingen zijn vastgelegd in het "Précis Historique”, gepubliceerd in 1815. De herziene 2e druk verscheen in 1827.
De meetketting is waarschijnlijk door hem gebruikt bij eerdere metingen in 1800, toen hij een basismeting heeft uitgevoerd op de bevroren Gouwzee tussen Marken en Monnickendam, om deze te gebruiken in combinatie met de door hem in 1799 en 1800 met behulp van een sextant uitgevoerde hoekmetingen.
 
Men zie zijn eigen beschrijving in "Het handschrift der Groote triangulatie in 1812, door den lateren Luit.-Generaal C.R.T. Baron Krayenhoff voleindigd”, welke boek een handgeschreven versie van het "Précis Historique” blijkt te zijn, en ook in het Kadastermuseum aanwezig is.
 
 
 
 
 
 
Met de landmeter van de Rijksdriehoeksmeting op stap
Zo'n honderd jaar geleden spande de voerman de paarden voor de "Rijksdriehoekskar” om vervolgens stapvoets op pad te gaan.
 
Boven: De "Rijksdienstkar" gaat per trein naar de dichtst bijzijnde station in de buurt van de meting. Rechts: Nadat de koets op het station is gearriveerd gaat men op pad.
 
Onderweg deden zich nog al eens verrassingen voor, zo blijkt onder meer uit het dagboek uit 1901 van landmeter N. Wildeboer. Nadat hijzelf reeds op 2 mei van dat jaar met trein, omnibus en rijtuig – na een overnachting te Sneek – 's morgens zijn reisdoel Balk (in Friesland) heeft bereikt, is het wachten op de kar met de meetploeg en instrumenten. Dat zal nog even duren, zo blijkt. Want op zaterdag 4 mei lezen we daarover: "Bij aankomst te Balk blijkt, dat de wagen juist is gearriveerd ('s avonds half tien). Men is den ganschen dag met het transport bezig geweest. Als oorzaken worden mij door de voerlieden opgegeven het niet sporen van den wagen, waarvoor de radstand breeder is dan het verharde gedeelte van den weg en de geringe breedte van de velgen, tengevolge waarvan de wielen telkens terzijde van den weg in het gras zakken. Dit geldt alleen voor den Zeedijk.”
 
En landmeter Canters heeft logistiek het een en ander te regelen als hij in 1904 het RD-punt in de toren van de Nederlands-hervormde kerk in Ruinen moet controleren, hetgeen blijkt uit zijn rapportage onder de kop "Verschillende Aanteekeningen”:
"Sleutels bij den klokluider; van den steiger berust één sleutel bij de Rijkscommissie en één exemplaar op de secretarie;
Logies: Te Meppel Hotel Bontekoe (eigenaresse in 1904 wed. Voorthuis);
Hulpkantoor in het dorp; geen telegraaf of telephoon;
Reisgelegenheid: Per rijtuig te bereiken van uit de Staatsspoor stations Meppel, Echten (halte) en Hoogeveen.”
 
 
Boven: Bouw van een meetopstelling op havenhuis op Schokland.
 
Om op de kerktoren te kunnen meten moet er op de toren een omloop beschikbaar zijn. Als die er niet is wordt er een speciale meetopstelling (pijler) gemaakt met daaromheen een uitbouw voor de landmeter zodat hij om de pijler heen kan lopen. Op deze pijler kan de landmeter zijn instrument plaatsen en de hoekmeting uitvoeren. Omdat dergelijke karweitjes zich nog al eens hebben voorgedaan, zijn de meetassistenten vaak geselecteerd op hun vakbekwaamheid in het timmermansvak.
 
Tekst: Jan van Eck in Kadasterkalender 2002
Foto's: Archief Kadastermuseum