Wist U dat!
|
Kadasterkaart uit 1830 van Culemborg met eendenkooien.
Detail uit de bovenstaande kaart
Detail uit de kadasterkaart van 1821 van de kadastrale gemeente Dreumel
|
Op een dag. In de tijd dat er bij het Kadaster nog met 3-mans ploegen gemeten werd, was zo'n meetploeg bezig om t.b.v. een grensuitzetting een meetlijn op te zoeken. Er werden in de verlengden van gebouwen maten uitgezet, en de hierbij verkregen punten lagen keurig in één lijn. Nu nog even in die lijn een lengtemaat nemen vanaf één van die verlengden om de kadsteen te zoeken die daar volgens het veldwerk zou moeten zitten. "Helaas”, zegt de voorman, "zit het punt er niet meer, want ik kom precies uit op zo'n putje van het gas- of waterleidingsbedrijf”. De ploegchef vermoedt dat de maat bij dat verlengde misschien niet klopt, rekent de maat vanaf een volgend verlengde uit, en de maat wordt uitgezet. Helaas, precies weer op de plaats van dat rot putje! Een van de wakkere assistenten zegt opeens: "Hé, er staat KADASTER op”. Dat kan toch zeker geen toeval wezen. Maar wat moet er dan aangehouden worden. Het gaatje in het midden? Na wat gepruts met een meetpen, blijkt dat de bovenkant een losse deksel is die er afgetild kan worden. En wat is daar te zien in dat putje? Juist, daar zit de kadsteen verborgen. Hoe verzinnen ze het.
De eerste vermelding van zo'n "straatpot” die we vinden heeft betrekking op de kadastrale hermeting van Dieren. Deze begon in januari 1916 en was in de loop van 1919 voltooid. In het verslag van de werkzaamheden, uitgegeven in maart 1920, en geschreven door de landmeter J.F.A. van Riesen lezen we hierover.
Een andere vermelding is het verhaal dat een oudere "meetarbeider” vertelde over de "straatpot” aan Jan Stehouwer. Deze zat toen pas in de buitendienst bij de vestiging Alkmaar. De meetarbeiders gingen vroeger op zaterdag, toen er ook op de zaterdagmorgen gewerkt werd, zelfstandig aan het werk. Zij plaatsten dan kadstenen op de plaats waar zij tijdens de meting voorlopig een piket hadden geslagen, of zij gingen "de deksels van staatpotten in het vet zetten”.
In Gelderland zijn straatpotten o.a. gebruikt in Apeldoorn en Borculo. Wij zijn benieuwd of een van de bezoekers van de website zo'n straatpot wel eens heeft gezien en gefotografeerd. Als dat zo is willen we graag de foto plaatsen op de website.
Bron: Metrum (personeelsblad Kadaster Arnhem) nummer 1 maart 2005 zesde jaargang. Artikel "Dit is een … straatpot” door Jan Stehouwer. |
|
Op 1 maart 2011 was het 200 jaar geleden dat de hypotheken-registratie werd ingevoerd, welke werd bijgehouden op het "Hypotheekkantoor". Code Civil. In de Franse tijd (1798-1813) is per 1 januari 1811 de Franse wetgeving van kracht en wordt ook in Nederland de Code Civil ingevoerd. Hierin wordt gesproken over de openbare registers en de verantwoordelijkheid daarvoor van de Bewaarder der Hypotheken. In Frankrijk is begonnen met de openbaarmaking van de hypotheken. Vóór 1811 werden diverse akten in Nederland ingeschreven aan onder meer de rechtbank of schepenbank, waartoe naast de schepenen een gerechtsschrijver behoorde. Per 1 maart 1811 worden de kantoren van de Hypotheken ingesteld. De registers met akten van vóór 1811 worden overgebracht van de rechtbanken naar deze kantoren. Tot 1838 worden per kantoor registers voor inschrijving van hypotheken en registers van overschrijving voor alle andere akten gehouden. Met de invoering van het Burgerlijk Wetboek in oktober 1838, wordt met een nieuwe reeks registers begonnen. De aangeboden akten worden letterlijk overgeschreven in blanco registers door zogeheten bladschrijvers. Deze bladschrijvers werden per regel betaald. Het was dus een kwestie van "groot en royaal" schrijven, om zoveel mogelijk regels te maken! Een heel verschil met tegenwoordig. Nu kunnen de akten elektronisch worden aangeleverd en verwerkt bij het Kadaster. Jan van Eck.
Bron: "200 Jaar openbare registers” Z. Klaasse. In: Onder Ons februari 2011
|
|
In het Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde van 22 oktober 1959 nr. 5, staat de volgende advertentie.
Mount Everest vernoemd is naar Britse landmeter.
George Everest werd op 4 juli 1790 geboren in Gwernvale te Wales. Hij was kolonel, geograaf en landmeter. Hij diende in het Britse leger en werd in 1806 als artillerie-officier overgeplaatst naar India. Hij assisteerde hier kolonel William Lambtom bij diens grote trigonometrische onderzoek. Dit onderzoek strekte van Zuid-India tot het noorden van Nepal, een afstand van zeker 2400 kilometer. In 1806 was dit onderzoek gestart door Lambton en duurde een paar decennia.
Zeven jaar na zijn aankomst in India stuurde de regering Everest op ontdekkingsreis naar Java. Vervolgens leidde hij van 1823 tot 1843 het landmeetkundig onderzoek in India. Hij volgde William Lambton op die begin 1823 overleden was. Everest was grotendeels verantwoordelijk voor het afronden van het Groot Trigonometrisch Onderzoek. |
|
|
De Landmeters
Mijn eerste eigen huis. Mijn eigen erf.
Ik stap naar buiten op mijn eigen gras. Ik hecht zelfs aan mijn eigen regenplas: hier wil ik blijven leven tot ik sterf. Dan, jaren later, kijk ik uit mijn raam
en zie twee mannen, doodgemoedereerd alsof zij naar hun huis zijn teruggekeerd, mijn land bemeten, - als een erfgenaam. Zij kijken langs twee stokken naar elkaar
en zetten paaltjes neer waar hun dat schikt. Mijn grasveld wordt gewogen en gewikt: ik ruik de schroeilucht van het doodsgevaar. Dan gaan zij weer. Wij wisselden geen woord.
Ik ga naar buiten. Is de kust al vrij? Het gras ligt er niet ongerept meer bij: onzichtbaar is het evenwicht verstoord. En wat is dat? Een letter gele verf! Een pijl die op mijn muur geklodderd is! Hun rooksignalen in de wildernis, de vijand zit verscholen op mijn erf … |
N. Scheepmaker |