Proces-Verbaal Leuth
PROCES - VERBAAL der grensbepaling van het grondgebied der Gemeente van Leuth In den jare achttienhonderd vier en twintig den eerste dag der maand December hebben wij, Landmeter der eerste klasse van het Kadaster, benoemd door den Heer Staatsraad administrateur der Directe belastingen In en Uitgaande regten en accijnse bij resolutie van den 13 September 1824 No 4315, ten einde overeenkomstig de bepalingen, vervat in de wetten, decreten, reglementen etc., betrekkelijk het Kadaster, de opneming te verrigten van de omtreklijnen der Gemeenten, welke tot de Kadastrering voor den dienst van achttienhonderd twintig zijn aangewezen, ons begeven naar de Gemeente van Leuth alwaar wij gevonden hebben de Heeren Rutgerus Daamen Assessoor des schoutambts Ubbergen, gemagtigd bij besluit van den Heer Gouverneur dezer Provincie in dato 15 November 1824 No 6781/15 om de Schout te vervangen bij de grensbepaling der Gemeente van Leuth als mede Antoon Mom en Michiel Janssen door hun benoemde aanwijzers, gelijk mede de Heeren Schouten en aanwijzers der hier onder genoemde Gemeenten, te samen geroepen en bijeengekomen, ten einde in derzelver wederzijdsch bijzijn, de grensscheiding op te nemen van het grondgebied van Leuth. Op het terrein gekomen, hebben wij onze bewerking begonnen van het punt in den omtrek der opgemelde Gemeente, hetwelk meest ten Noorden liggende, tevens tot scheiding dient, tusschen de beide Gemeenten van Leuth en Millingen, en wij voorts de lijn van omschrijving gevolgd, van het Noorden naar het Oosten, en vervolgens naar het Zuiden en Westen, geduriglijk aan onze regterhand houdende het grondgebied van Leuth en aan onze linkerhand achtervolgens die van Millingen, het Koningrijk van Pruissen, Ooij, Gent in voege als volgt: Art. 1. GRENSSCHEIDING TEN AANZIEN DER GEMEENTE VAN Millingen Beginnende in het midden van de rivier de Waal en in de rigting van het midden eener waterlozing de leiding genaamd, aan de linker oever van de evengenoemde rivier gelegen, noordwaards van de Gemeente Leuth, hebben wij naar aanwijzing van den gemagtigden en aanwijzers van Leuth, en in tegenwoordigheid van den Schout en aanwijzers van Millingen, bevonden, dat de scheidingslijn die het grondgebied dier beide gemeenten scheidt, bepaald wordt van het gezegde punt eerst door een lijn loopende in de rigting van gezegde waterlozing, daarna door deze waterlozing zelve, dezelve opwaards volgende in eene bogtige rigting, onder door een sluis, in eene kade gelegen, het Millingwaardsche sluisje genaamd, vervolgens dwars door een kolk, en eindelijk wederom door het midden van genoemde waterlozing, tot de ontmoeting van den Waal Bandijk. Van dit punt wordt de grensscheiding gevormd, door eene lijn loopende in eene zuidoostelijke rigting over dien Dijk, tot eenen doornhage, de scheiding daarstellende tusschen het weiland van het dorp Millingen ter linkerzijde en de bouw- en weilanden van Van Oven ter regterzijde. Hier vandaan zuidoostwaards wordt de grensscheiding gevormd door gezegden hage, loopende in eene eenigsins gebogene rigting tot eene sloot, tusschen laatstvermelde eigendommen, en de wei- en bouwlanden van den Heer Graaf van den Berg. Daar vandaan zuidwestwaards wordt de grensscheiding gevormd door gezegde sloot, loopende in onderscheidene wendingen, tot eene andere sloot de scheiding daarstellende tusschen laatstvermelde eigendommen en de bouw- en weilanden van de wed. de Bruin. Van daar zuidoostwaards wordt de grensscheiding gevormd door vermelde sloot, strekkende in onderscheidene wendingen, tusschen gezegde eigendommen, het bouwland van J. Thijssen, tot eene andere sloot, de scheiding daarstellende tusschen het weiland van de Pastorie van Millingen onder Millingen, en de evenvermelde bouw- en weilanden van de wed. de Bruin onder Leuth. Van dit punt met eene regtsche wending wordt de grenslijn bepaald, door gezegde sloot, loopende in onderscheidene wendingen, tot eene andere sloot, de scheiding bepalende, tusschen de eigendommen van dezelfde eigenaren. Hier vandaan zuidoostwaards gaat de scheiding door gezegde sloot, altijd tusschen dezelfde bezittingen, en het weiland van den Heer Graaf van den Berg, tot aan eenen weg, het Kekerdomsche straatje genaamd. Vervolgens met eene regtsche wending volgt de limiet eerst de westzijde van genoemden weg, daarna de zuidzijde van denzelven, tot in het midden eener waterleiding, de Zeelandsche Wetering genaamd. Hier vandaan wordt de grensscheiding gevormd door het midden van genoemde waterlozing, dezelve nederwaards volgende, in eene bogtige rigting, tot eene sloot tusschen het weiland van Gressenbeek onder de Gemeente Leuth, en het bouwland van den Heer Suurlippe onder Millingen.Vervolgens zuidwestwaards wordt ze gevormd, door gezegde sloot, loopende in eene kromme gedaante tusschen evenvermelde eigendommen, de weilanden van onderscheidene eigenaars, tot eene andere sloot, de scheiding daarstellende tusschen de bouwlanden van den Heer Suurlippe van beide zijden. Van dit punt met eene lingsche wending volgt de scheiding gezegde sloot, tusschen gemelde eigendommen, tot eene andere sloot, de scheiding daarstellende, tusschen de bouw- en weilanden van evengenoemden eigenaar.Hier vandaan zuidwaards wordt de grensscheiding gevormd door gezegde sloot, loopende in eene regte rigting tot eene andere sloot, de scheiding bepalende tusschen meergemelde eigendommen van den Heer Suurlippe onder Millingen, en het weiland van Griessenbeek onder Leuth. Daar vandaan oostwaards wordt de grensscheiding gevormd door gezegde sloot, loopende in eene regte rigting, tusschen evenvermelde eigendommen, het weiland van onderscheidene eigenaars, en de bouw- en weilanden van den Heer Suurlippe, tot de ontmoeting eener waterlozing, de Biesterveldsche Wetering geheeten.Vervolgens wordt de grensscheiding gevormd door het midden van gezegde waterlozing, dezelve opwaards volgende, tot de ontmoeting eener sloot, tot scheiding dienende tusschen de bouw- en weilanden van den Heer Suurlippe ter regterzijde, en het weiland van W. van Bentum ter linkerzijde. Van dit punt, met eene regtsche wending, wordt de grensscheiding bepaald, door gezegde sloot, loopende in eene regte rigting, tusschen vermelde bezittingen, tot de ontmoeting van eenen weg, de Zeelandsche straat genaamd en daarna in de directie dier sloot, tot in het midden van dien weg. Hier vandaan met eene regtsche wending wordt de grensscheiding gevormd, door het midden van genoemden weg, denzelven in eene eenigsins gebogene rigting volgende, tot eenen anderen weg de Benkensche straat genaamd. Daar vandaan houdt de grenslijn het midden van evengenoemde weg, denzelven in eene bogtige een oostelijke rigting volgende, tot de ontmoeting van eene brug, de Benkensche Brug geheeten, op de waterlozing de Otterlei geheeten, alwaar op beide zijde van gezegde brug twee grenspalen staan met no 646 genommerd. Op dit punt gekomen zijnde hebben wij bevonden dat hetzelve de scheiding maakte tusschen de grondgebieden van Leuth en Millingen ter regterzijde, en het Koningrijk van Pruissen ter linkerzijde. En wij hebben dit gedeelte van ons Proces-Verbaal gesloten, dat door den gemagtigden en aanwijzers van Leuth, alsmede door den Schout en aanwijzers van Millingen geteekend is. De Gemagtigden en aanwijzers van Leuth: Rutger Daamen, A. Mom, M. Janssen De Schout en aanwijzers van Millingen: Joh. Reijmers, B. Daams, D. Arntz
Art. 2. GRENSSCHEIDING TEN AANZIEN VAN HET Koningrijk van Pruissen Voortgaande van het hier voren vermelde punt, hebben wij naar aanwijzing van den gemagtigden en aanwijzers van Leuth bevonden, dat de scheidingslijn die het grondgebied der gemeente Leuth van het Koningrijk van Pruissen scheidt, bepaald wordt van het gezegde punt door de noorderzijde van evengenoemde waterleiding, dezelve nederwaards volgende, in een bogtige rigting, tot de ontmoeting eener andere waterleiding de grote wetering genaamd, alwaar bij het vereenigings punt een grenspaal staat met no 645 geteekend. Van dit punt met eene lingsche wending wordt de grensscheiding, dezelve nederwaards volgende langs den grenspaal no 644, tot de ontmoeting van de regterzijde van eenen weg, de Thorrnsche straat genaamd in de nabijheid van den Thornsche brug alwaar een grenspaal staat met no 643 geteekend. Op dit punt gekomen zijnde is ons gebleken, dat hetzelve de scheiding maakte, tusschen de grondgebieden van Leuth en Ooij ter regterzijde en het grondgebied van het Koningrijk van Pruissen ter linkerzijde. En wij hebben dit gedeelte van ons Proces-Verbaal gesloten, dat door den gemagtigden en aanwijzers van Leuth, alsmede door den Heer Joh. Arts, lid van den Gemeenteraad van het Schoutambt Ubbergen, gemagtigd bij besluit van den Heer Gouverneur dezer Provincie in dato 14 november 1824 no 6781/15 om de Schout te vervangen bij de grensbepaling van de gemeente Ooij, alsmede door de aanwijzers dier gemeente geteekend is. De Gemagtigden en aanwijzers van Leuth: Rutger Daamen, A. Mom, M. Janssen De Gemagtigden en aanwijzers van Ooij: Joh. Arts, H. Rutten, D. Jansen
Art. 3. GRENSSCHEIDING TEN AANZIEN DER GEMEENTE VAN Ooij Voortgaande van het hier voren laatste omschreven punt, is ons volgens opgave van den gemagtigden en aanwijzers van Leuth, en in bijzijn van den gemagtigden en aanwijzers van Ooij gebleken, dat de scheidingslijn, die het grondgebied dier beide gemeenten scheidt, bepaald wordt van het gezegde punt door de noordzijde van genoemden weg, denzelven in eene eenigzins gebogene rigting volgende, tot de ontmoeting van den Waal Bandijk, vervolgens door eene lijn, dezelfde directie houdende tot op het midden van genoemden dijk. Van dit punt met een regtsche wending, houdt de grensscheiding het midden van den kruin van genoemden dijk, denzelven in onderscheidene wendingen volgende, tot de ontmoeting eener kade de Erlecomsche Dam genaamd. Hier vandaan zuidwestwaards wordt de grensscheiding gevormd door het midden van den kruin van gezegde kade, tot eene sloot de scheidsloot genaamd. Daar vandaan met een regtsche wending volgt de scheiding gezegde sloot, tot aan de zuidzijde eener kreek, de strang genaamd. Vervolgens zuidwestwaards volgt de scheiding de zuidelijke oever dier kreek, tot regthoekig tegen over den westenhoek van een eilandje aan de zuidoever van de Waal gelegen. Verder wordt de grensscheiding bepaald, door eene lijn loopende in eene noord-oostelijke rigting, tot in het midden van evengenoemde rivier. Op dit punt gekomen zijnde hebben wij bevonden, dat hetzelve de scheiding maakte tusschen het grondgebied van Gent aan de regter oever van de Waal, en de grondgebied van Leuth en Ooij aan de linker oever dier rivier. En wij hebben dit gedeelte van ons Proces-Verbaal gesloten dat door de gemagtigden en aanwijzers van Leuth en Ooij, alsmede door den Schout en aanwijzers van Gent geteekend is. De Gemagtigden en aanwijzers van Leuth: Rutger Daamen, A. Mom, M. Janssen De Gemagtigden en aanwijzers van Ooij: Joh. Arts, H. Rutten, D. Jansen De Gemagtigden en aanwijzers van Gent: C.H. Phaff, A. van Mook, F. van Dueren
Art. 4. GRENSSCHEIDING TEN AANZIEN DER GEMEENTE VAN Gent Voortgaande van het hier voren vermelde punt, is ons volgens aanwijzing van den gemagtigden en aanwijzers van leuth, en in het bijzijn van den Schout en aanwijzers van Gent gebleken, dat de scheidingslijn die het grondgebied dier beide gemeenten scheidt, bepaald wordt van het gezegde punt, en over de geheele lengte, door het bed van de rivier de Waal, deze rivier opwaards volgende in eene gebogene rigting, tot het punt bij Art. 1 van dit Proces-Verbaal breedvoeriger omschreven. Op dit punt gekomen zijnde hebben wij bevonden, dat hetzelve de scheiding bepaalde tusschen het grondgebied van Gent aan de regter oever van de Waal, en de grondgebieden van Leuth en Millingen aan de linker oever dier rivier. En wij hebben hier de opneming der grenzen van gemeente Leuth ten einde gebragt, en dit ons Proces-Verbaal gesloten dat door de gemagtigden, Schouten en aanwijzers geteekend is op heden den 22 maart 1825. De Gemagtigden en aanwijzers van Leuth: Rutger Daamen, A. Mom, M. Janssen De Gemagtigden en aanwijzers van Gent: C.H. Phaff, A. van Mook, F. van Dueren
De landmeter delimitateur van het Kadaster in de Provincie Gelderland L:C: Machen De grensbepaling van de gemeente Leuth, zoodanig als die in vorenstaande proces-verbaal is omschreven, goedgekeurd door ons Gouverneur ad interim der Provincie Gelderland. Arnhem, den 21 April 1825 Van Heeckeren tot Kell |
|